3 basisregels om te zijn, zoals alleen jij dat kan

Er was eens een boompje.

Een klein boompje tussen grote bomen. Hij gedroeg zich alsof hij groot was. Net zo groot als zijn mede-bomen. Wilde met ze mee doen. Keek ze naar de ogen. Lachte als zij lachten. Boog met de wind mee als zij dat deden. Stond rechtop wanneer zij rechtop stonden. Grote verhalen hing hij aan ze op.

Als kleine boom wat ook groot wilde zijn hief hij zijn takjes hoog, en hield hij zijn blaadjes strak om maar zo groot mogelijk te lijken als hij kon. Zijn aandacht op de anderen gericht.

De grote bomen keken het aan. In het begin was het wel lollig maar naarmate de tijd verstreek keerden zij langzamerhand hun aandacht af van de kleine boom die steeds krampachtiger zijn takjes omhoog hield. Zo graag hij erbij wilde horen, keerden ze zich juist van hem af.

Eenzaam staat het arme boompje tussen de grote bomen. Langzaam zakken zijn takjes enige tijd later naar beneden, de blaadjes bungelen ondervoed  naar beneden.  En dan komt het moment dat het op is. Moe gestreden staat hij er moedeloos bij. Hij snapt er niets van en voelt zich diep ellendig. Waarom hoorde hij er niet bij? Hij had toch zo z’n best gedaan ?

Na enig denkwerk besluit hij de stoute schoenen aan te trekken en het aan de vriendelijkste boom te vragen wat hij nu moet.

De vriendelijkste boom luistert hem aan.
Denkt even na en zegt: ‘Mijn jongen, zo een grote boom niet kan doen alsof hij klein is, kan een kleine boom niet doen alsof hij een grote boom is.

Het is zoals het is: Een kleine boom tussen grote bomen hoort zich te gedragen als een kleine boom tussen grote bomen.

Je anders voordoen dan je bent is als zwemmen tegen de stroming in en kost je alleen maar energie. Energie die je had kunnen gebruiken voor zorg voor jezelf. Voor het voeden van jouw wortels, jouw stam, takken en je blaadjes. Energie die je had kunnen gebruiken om te zijn wie je bent en te worden wat je hoort te worden.

We hebben hier in het bos een aantal regels:
1. Elke boom heeft zijn eigen unieke plek. Jij dus ook. Neem die in. Dat is je recht. Alleen vanaf die plek kun jij doen wat jij moet doen. Jouw eigen bijdrage leveren. Op andermans plek staan geeft alleen maar onnodige ballast zoals je ervaren hebt. Laat dat wat van een ander is bij de ander en draag alleen datgene wat bij jou hoort.

2. Wij waren hier al voordat jij dat was. Jij kwam later bij ons staan. Dat is de orde die heerst. Als nieuw boompje is het onmogelijk voor op de ouderen te lopen. Dat jij later kwam wil overigens niet zeggen dat je minder bent. Je bent net zoveel van waarde als wij. Je bent goed en waardevol zoals je bent. Juist door dat wat je bent. Onthoud dat goed!

3. En dan is er nog een derde regel: Het geven en nemen hoort in balans te zijn. Wij, grotere bomen, wisselen gelijkwaardig uit. Jij als klein boompje mag nemen van ons, grotere. We weten dat jij ons niet volledig terug kunt geven wat wij jou wel kunnen geven. Dat is niet erg, zo hoort het. Zorg op jouw beurt voor de boompjes die na jou komen, of anderen die dat nodig hebben. Dat is voldoende. Zo wordt de balans hersteld.’

Het boompje hoort het aan.
Een gevoel van opluchting stroomt door hem heen. Wat een eye- opener! Hij hoeft niet te zijn zoals de anderen! Hij mag zijn wie hij is. Het geeft niet dat hij nog niet zo’n dikke stam heeft. Nog niet zo lang is met een enorme groene kruin. Dat zou zelfs raar zijn, beseft hij nu. Hij is zoals hij is, en zo is het goed.


Epiloog:
Het boompje heeft de raad van de vriendelijkste boom opgevolgd.
Hij heeft zijn plek ingenomen en is goed voor zichzelf gaan zorgen. De energie die hij eerder in zijn omgeving stopte, stopt hij nu in zichzelf. En dat is te zien! Zijn stam is al wat dikker, de wortels wat dieper en de blaadjes glanzen in de zon. Tot zijn grote verrassing versieren bloemknoppen veelbelovend zijn kruin. Trots staat hij tussen zijn grotere vrienden.

Nòg kleinere boompjes kijken bewonderend naar hem op. Zij gedragen zich zoals hij zich gedraagt. Lachen als hij lacht. Buigen mee als hij buigt. Kijken hem naar de ogen. Willen net zo zijn als hij.

Met de les nog vers in zijn geheugen ziet hij het aan, schudt vriendelijk zijn volle kruin en zegt: ‘Geloof me! Je anders voordoen dan je bent is als zwemmen tegen de stroming in en kost je alleen maar energie. Energie die je beter kunt gebruiken voor zorg voor jezelf. Voor het voeden van jouw wortels, jouw stam, takken en je blaadjes. Energie die je beter kunt gebruiken om te zijn wie je bent. Waardoor je groeit zoals alleen jij kunt groeien. Zodat je kunt doen wat alleen jij kan doen. Je bent goed zoals je bent, en zo is het.’

– Karen van Hout